My English

 

TAGS (BE/HAVE/CAN)

 

Een TAG is een klein vraagje achter een zin geplakt.

 

In het Nederlands betekent het zoiets als NIETWAAR, of TOCH?

 

Vorm: AM, IS, ARE +(evt) NOT + persoonlijk VNW

(= I/YOU/HE/SHE/IT/WE/YOU/THEY)

 

VB: The weather is nice, isn’t it?

        She is late, isn’t she?

        We aren’t early, are we?

 

STAPPENPLAN:

 

• herhaal AM, IS, ARE

• staat NOT voor de komma, dan GEEN NOT

• staat er geen NOT voor de komma, dan NOT achter AM, IS of ARE zetten

• Als laatste het onderwerp van de zin herhalen als het kort is (bv. he, I, we)

• Als het een lang onderwerp is, bv their mother, dan verander je het in SHE. Those books wordt dan THEY.

That dog wordt IT.

 

VB: Those books are yours, aren’t they?

        The bus is late, isn’t it?

        The children aren’t outside, are they?

 

Bij have en can werkt het hetzelfde. Je herhaalt have/has of can en zet het verkorte onderwerp erachter:

 

         You can swim, can't you?

         John can drive a car, can't he?

         Jason and Sarah can't sell their house, can they?

 

         The kids have got their things, haven't they?

         George has got an old car, hasn't he?

 

 

 

 

Oefenen op WRTS:  1VH grammatica unit 3 en 4 Tags