top of page
Past simple/past perfect
Als je nu praat over dat iemand gisteren iets zei over iets wat langer geleden gebeurd is, gebruik je bij gisteren de past simple en bij langer geleden de past perfect.
​
Dit doen we in het Nederlands ook:
​
Mijn moeder zei gisteren dat ze de dag ervoor mijn kamer opgeruimd had.
​
​
​
My mum told me yesterday that she had cleaned my room the day before.
Mijn vader zei gisteren dat hij vorige week bij opa op bezoek geweest was.
​
​
​
My dad said yesterday that he had visited granddad last week.
​
​
Pieter Groen
Year 3
bottom of page